Print Friendly, PDF & Email

De heropleving van de bhikkhunī-wijding in de Theravāda-traditie

De heropleving van de bhikkhunī-wijding in de Theravāda-traditie, pagina 4

Een groep jonge beginnende boeddhistische nonnen in gebed.
De eerste wijding in de hedendaagse opwekkingsbeweging vond plaats in Sarnath, India. (Foto door ALwinDigitaal)

Bijlage

Kan een uitgestorven Bhikkhunī Sangha nieuw leven worden ingeblazen?

door The Original Mingun Jetavan Sayadaw van Birma
Vertaald uit het Pāli door Bhikkhu Bodhi
Van de Milindapañha Aṭṭhakathā (Haṃsāvatī Piṭaka Press, Rangoon, Birmaans jaar 1311 (= 1949)), pp. 228-238.

[228] In dit probleem [van de Milindapanha] kan worden gezegd dat er een richtlijn wordt gegeven voor monniken van de toekomst.1 Wat is deze richtlijn waarvan kan worden gezegd dat deze wordt gegeven aan monniken van de toekomst? “Monniken, ik sta monniken toe om monniken te wijden.” Er is een passage die begint: “Nadat ze twee jaar lang zes regels had getraind, a sikkamanā wijding moeten zoeken bij beide sangha's.” De uitspraak, "Bhikkhus, ik sta bhikkhus toe om bhikkhunī's te wijden", komt niet voor met betrekking tot het onderwerp2 van [de verklaring]: “Nadat ze twee jaar lang zes regels had getraind, a sikkamanā wijding moeten zoeken bij beide sangha's.” En de verklaring: "Nadat ze twee jaar lang zes regels had getraind, [229] a sikkamanā zou de wijding van beide sangha's moeten zoeken', komt niet voor met betrekking tot het onderwerp van [de verklaring]: 'Monniken, ik sta monniken toe om bhikkhunī's te wijden.' Hoewel dit laatste niet voorkomt [met die verwijzing], is het onderwerp waarnaar wordt verwezen door de twee verklaringen, elk op zichzelf genomen, gewoon een vrouw die gewijd zal worden.

Een verklaring zegt dat een vrouw die gewijd moet worden, door een Bhikkhu moet worden gewijd Sangha; de andere, dat een vrouw die moet worden gewijd, moet worden gewijd door een tweeledigeSangha. Nu zullen er toekomstige bhikkhu's van verkeerde overtuigingen zijn die vasthouden aan hun eigen overtuiging en met het doel hun verkeerde overtuigingen te promoten, als volgt zullen redeneren: "Vrienden, als de Tathagata zei: 'Bhikkhus, ik sta bhikkhus toe om bhikkhunī's te wijden', dan zal de verklaring: 'Na twee jaar training in zes regels te hebben gevolgd, a sikkamanā wijding moeten zoeken bij een dualeSangha' is fout. Maar als de Tathagata zei: 'Nadat ze twee jaar lang haar training in zes regels had voltooid, a sikkamanā wijding moeten zoeken bij een dualeSangha,' dan is de uitspraak: 'Bhikkhu's, ik sta bhikkhu's toe om bhikkhunī's te wijden' onjuist is. Is het niet zo dat wijding door een dualeSangha wordt uitgesloten door [het bevel] dat een Bhikkhu Sangha wijding moet geven aan een vrouw? En is [de toelage om te geven] wijding niet door de Bhikkhu Sangha uitgesloten door het bevel dat een dubbeleSangha wijding moet geven aan een vrouw? De twee sluiten elkaar dus uit. Een monnik Sangha wijding geven aan een vrouwelijke kandidaat is er één; een dubbel-Sangha wijding geven aan een vrouwelijke kandidaat is iets anders.”

Dit is een dilemma. Op dit moment, wanneer monniken niet in staat zijn om dit dilemma te beantwoorden en op te lossen, komen [andere] monniken soms langs om erover te discussiëren. Sommigen zeggen:

“De Bhikkhu Sangha kon alleen vrouwen wijden in de periode vóór de Bhikkhunī Sangha ontstond. Uit de tijd dat de Bhikkhunī Sangha ontstaan, moeten vrouwen worden gewijd door een dubbeleSangha. Daarom, nu de Bhikkhunī Sangha is uitgestorven, kunnen vrouwen niet worden gewijd door de Bhikkhu Sangha.” Maar anderen beweren: "Ze kunnen worden gewijd." [230]

In dit verband zeggen we dat de uitspraak: "Bhikkhu's, ik sta bhikkhu's toe om bhikkhunī's te wijden" werd gedaan door de Verhevene, en deze uitspraak van de Verhevene betreft de beperking [van de wijding uitsluitend door een monnik Sangha] naar een periode waarin de Bhikkhunī Sangha bestaat niet.3 Er is dus een verschil in zowel de betekenis als de bewoording [tussen deze verklaring en de andere] waarin de procedure wordt uitgelegd voor a sikkamanā. De verklaring: “Nadat ze twee jaar lang zes regels had getraind, a sikkamanā wijding moeten zoeken bij een dualeSangha' werd gesproken door de Verhevene, en het legt de procedure uit voor een sikkamanā. Daarom is er een verschil in zowel betekenis als bewoording [tussen deze verklaring en de andere] die [de enkeleSangha wijding] naar een periode waarin de Bhikkhunī Sangha bestaat niet. De ene is een beperking [van de wijding uitsluitend door een Bhikkhu Sangha] naar een periode waarin de Bhikkhunī Sangha bestaat niet, terwijl de ander de procedure uitlegt voor a sikkamanā. De twee staan ​​ver uit elkaar in betekenis; ze spreken niet over hetzelfde en moeten niet door elkaar worden gehaald. Alle lichamelijke daden, verbale daden en mentale daden van de Verhevene werden voorafgegaan en begeleid door kennis. Hij had onbelemmerde kennis en visie over het verleden, de toekomst en het heden. Dus wat moet er gezegd worden van een arahant?4

Dus de uitspraak van de Verhevene: "Bhikkhu's, ik sta bhikkhu's toe om bhikkhunī's te wijden" betrof een beperking [van de wijding uitsluitend door een monnik Sangha] naar een periode in het verleden toen de Bhikkhunī Sangha heeft niet bestaan; ook in de toekomst zal het beperkt blijven tot een periode waarin de Bhikkhunī Sangha zal niet bestaan; en op dit moment is het beperkt tot een periode waarin de Bhikkhunī Sangha bestaat niet. Aangezien de Verhevene [dergelijke situaties] had gezien met zijn onbelemmerde kennis en visie, dat wil zeggen, met zijn kennis van de alwetendheid, zou zijn uitspraak moeten worden toegestaan ​​[dergelijke toepassingen te hebben]. Toegegeven moet worden dat de Bhikkhu Sangha was toegestaan ​​[om bhikkhunī's te wijden] in het verleden, hoewel beperkt tot een periode waarin de bhikkhunī Sangha heeft niet bestaan; ook in de toekomst, hoewel beperkt tot een periode waarin de Bhikkhunī Sangha zal niet bestaan; en ook momenteel beperkt tot een periode waarin de Bhikkhunī Sangha bestaat niet. Vandaar dat op dit moment, of zelfs nu, hoewel beperkt tot een situatie waarin de Bhikkhunī Sangha niet meer bestaat, kunnen vrouwen door de Bhikkhu worden gewijd Sangha.5

[Vraag:] Toen koningin Anulā naar buiten wilde gaan en de koning zei: "Geef haar de uitgang", waarom antwoordde Mahinda Thera dan: "Grote koning, het is ons niet toegestaan ​​om de uitgang aan vrouwen te geven"?6

[Antwoord:] Dit was omdat de Bhikkhunī Sangha destijds bestond, niet omdat het door de tekst verboden was (sutta). Dus om de betekenis uit te leggen, zei Mahinda Thera: [231] "Mijn zuster, de Therī Sanghamittā, is in Pāṭaliputta. Nodig haar uit." Met deze verklaring wordt bedoeld dat het hem niet is toegestaan ​​[vrouwen te wijden] vanwege de beperking [van de wijding uitsluitend door een Bhikkhu Sangha] naar een periode waarin de Bhikkhunī Sangha bestaat niet, niet omdat het door de tekst wordt verboden. De tekst waarin staat: “Bhikkhu's, ik sta bhikkhu's toe om bhikkhunī's te wijden” mag niet alleen op basis van iemands persoonlijke mening worden verworpen. Men moet geen slag toebrengen aan het Rad van Autoriteit van de alwetende kennis. De wensen van gekwalificeerde personen mogen niet worden belemmerd. Voor nu zijn vrouwen gekwalificeerd om te worden gewijd door de Bhikkhu Sangha.7

Wanneer de Buddha] zei: "Als, Ānanda, Mahāpajāpatī Gotamī deze acht principes van respect accepteert, laat dat dan voldoende zijn voor haar wijding", legde hij deze acht principes van respect vast als de fundamentele regels (mūlapaññatti) voor bhikkhunī's in een tijd dat er nog geen bhikkhunī's waren verschenen. Eén principe onder hen - namelijk: "Nadat ze twee jaar lang zes regels had getraind, a sikkamanā wijding moeten zoeken bij een dualeSangha”- werd vastgelegd als een fundamentele verordening voor een sikkamanā te volgen als onderdeel van haar training in een tijd nog vóór de Bhikkhunī Sangha verscheen. Na de Buddha deze acht principes van respect had vastgelegd als de fundamentele voorschriften voor bhikkhunī's, ontstond de wijding [aanvankelijk] door [Mahāpajāpatī's] aanvaarding ervan. Toen Mahāpajāpatī Gotamī toen vroeg: "Bhante, hoe moet ik handelen met betrekking tot deze Sakyan-vrouwen?" de Verhevene zag het niet: “Het is nu pas dat de Bhikkhunī Sangha bestaat niet [maar zal ook niet zo zijn] in de toekomst.”8 Hij zag: “De Bhikkhunī Sangha bestaat nu niet en zal ook in de toekomst niet bestaan.” Wetende dat wanneer de Bhikkhunī Sangha niet bestaat de gelegenheid zich voordoet voor een vergoeding [gegeven aan] de Bhikkhu Sangha [te gebruiken], de Buddha een secundaire regeling vastgesteld (anupaññatti) zodat vrouwen door de Bhikkhu kunnen worden gewijd Sangha, dat wil zeggen: "Bhikkhu's, ik sta bhikkhu's toe om bhikkhunī's te wijden." Maar deze secundaire regeling bereikte niet een toestand waarin zij [geldigheid] deelde met enig eerder en later verbod en toelating die was vastgesteld.9 Zo stond de Verhevene, de Waardige, de Volkomen Verlichte, die weet en ziet, tegenwoordig toe dat vrouwen op zo'n manier werden gewijd.

Om succes te behalen bij [het reciteren van] de enactmentformule (kammavacā), moet de tekst van de formuleringsformule volledig worden gereciteerd. Een bekwame, bekwame monnik, die de intentie van de Verhevene begrijpt, moet de Sangha: [232] “Bhante, laat de Sangha luister naar me. Deze met zo'n naam zoekt wijding onder die met zo'n naam. Ze is zuiver wat betreft de belemmerende factoren. Haar kom en badjassen zijn compleet. Deze met zo'n naam vraagt ​​de Sangha voor wijding met die ene van zo'n naam als sponsor (pavattini). Als de Sangha vindt het passend, de Sangha mag deze van die naam met die van die naam als sponsor aanstellen. Dit is de motie. Bhante, laat de Sangha luister naar me. Deze met zo'n naam zoekt wijding onder die met zo'n naam. Ze is zuiver wat betreft de belemmerende factoren. Haar kom en badjassen zijn compleet. Deze met zo'n naam vraagt ​​de Sangha voor wijding met die ene van zo'n naam als sponsor. De Sangha wijdt deze met die naam aan als sponsor. Elke eerbiedwaardige die instemt met de wijding van deze van die naam met die van die naam als sponsor, moet zwijgen; elke eerwaarde die het er niet mee eens is, moet zich uitspreken. Een tweede keer verklaar ik deze zaak … Een derde keer verklaar ik deze zaak [herhaal bovenstaande uitspraak]. Deze met zo'n naam is voorgeschreven door de Sangha met die ene van zo'n naam als sponsor. De Sangha is het eens; daarom is het stil. Zo begrijp ik het.”

Aan het einde van de vaststellingsformule, de vrouw die door de Bhikkhu zou worden gewijd Sangha heet nu “iemand die aan één kant is gewijd [uitsluitend door een Bhikkhu Sangha].”10 Maar in de Toelichting, wijdden de monniken de vijfhonderd Sakyaanse vrouwen in op basis van het secundaire voorschrift: "Monniken, ik sta monniken toe om monniken te wijden." Zonder ze eerst een leermeester te laten kiezen, wijdden ze hen aan tot leerlingen van Mahāpajāpatī, en dus gebruikten ze, voor het succes van de formuleringsformule, de volgende proclamatie: “Bhante, laat de Sangha luister naar me. Deze met zo'n naam zoekt wijding onder Mahāpajāpatī', enzovoort. Zo werden ook zij allemaal "eenzijdig gewijd" genoemd. Er is geen verwijzing naar dat ze eerst een preceptor kiezen. En aangezien de Verhevene hier nog geen toestemming voor had gegeven, is er hier niets [233] over het eerst kiezen van een preceptor, of over het uitleggen van de kom en gewaden, of over het aanvragen van de wijding, of over het onderzoeken van de vierentwintig belemmerende factoren, of over het uitleggen van de drie afhankelijkheden en de acht strikte verboden. Dus, zelfs ten koste van het leven, leggen monniken niet neer wat niet is vastgelegd en heffen ze niet op wat is vastgelegd, maar nemen ze de trainingsregels die zijn vastgelegd over en oefenen ze uit; dat is de bedoeling van de Verhevene. Door deze zelfde methode, een Bhikkhu Sangha kan wijding geven [om te vormen] een Bhikkhunī Sangha samengesteld uit degenen die aan de ene kant zijn gewijd, en wanneer een kapittel van vijf [bhikkhunī's] is gevormd, is het gepast voor hen om wijding te geven in de verre landen door middel van een dualistischeSangha procedure. En in dit geval wordt bepaald dat een dual-Sangha is ontstaan.11

Als dan wordt gevraagd: "Waarom wijdden de monniken in het verleden de vijfhonderd Sakyan-vrouwen?" het antwoord moet worden gegeven: "Omdat het verhaal het verhaal geeft van wat allemaal als één was toegestaan."12

Op dit punt, met het ontstaan ​​van een dubbeleSangha, als een vrouw de wijding wenst, moet ze het uitgaan verwerven als een sāmaṇerī in de aanwezigheid van bhikkhunī's, en het is alleen een bhikkhunī die haar moet laten uitgaan. Nadat ze haar hebben laten gaan, alleen een Bhikkhunī Sangha zou haar de toestemming moeten geven [om te trainen] als een sikkamanā. Nadat ze het heeft ontvangen, moet ze twee jaar trainen in de zes regels. Wanneer de sikkamanā haar opleiding heeft voltooid, moet ze dan de wijding zoeken bij een dualeSangha. En hier, wanneer er in de fundamentele verordening wordt gezegd: “Na het voltooien van haar opleiding, a sikkamanā wijding moeten zoeken bij een dualeSangha”, legde de Verhevene een bepaalde volgorde vast. Hij had eerst de sikkamanā wijding ontvangen van een Bhikkhu Sangha en gezuiverd [van belemmerende factoren door de monniken]. Daarna zou ze door een Bhikkhunī worden gewijd Sangha, en dus zou ze worden ‘geordineerd door een dubbeleSangha.” Op een later tijdstip legde de Verhevene echter een secundair reglement vast, zeggende: “Monniken, ik sta een vrouw toe die aan de ene kant de wijding heeft ontvangen en is vrijgesproken [van belemmerende factoren] door de Bhikkhunī Sangha wijding te ontvangen door de Bhikkhu Sangha.” Zo beveelt hij a sikkamanā die haar opleiding heeft voltooid om eerst de wijding van een Bhikkhunī te ontvangen Sangha. Als ze aan de ene kant is gewijd en vrijgesproken [van belemmerende factoren] door de Bhikkhunī Sangha, zal ze vervolgens worden gewijd door de Bhikkhu Sangha. Zo stond hij haar toe om gewijd te worden door een dubbeleSangha in een omgekeerde volgorde van de voorgaande volgorde,13 maar wees niet iemand af die eerder aan de ene kant door de Bhikkhu was gewijd Sangha.14 De een was te ver van de ander verwijderd om de twee met elkaar te verwarren. Ook de voorstelling dat een latere secundaire regeling een eerder [234] vastgestelde [regeling] ontkent, komt blinde dwazen voor, niet degenen met inzicht, want de conclusie is te zien in het verhaal over de secundaire regeling.15

Dit is de volgorde in de tekst voor de ordinatieakte van a sikkamanā die haar opleiding heeft voltooid: Eerst moet haar worden gevraagd haar leermeester te kiezen. Nadat ze dit heeft gedaan, moeten de kom en de gewaden aan haar worden uitgelegd: “Dit is jouw kom. Dit is je buitenste mantel; dit is je bovenkleed; dit is je onderkleed; dit is jouw blouse; dit is je badlaken. Ga, ga in dat gebied staan.

[Pagina's 234-238 geven de formules voor dual-Sangha wijding gevonden op Vin II 272-74, beginnend met "Suṇātu mij, ayye, saṅgho, itthannāmā itthannāmāya ayyāya upasampadāpekkhā. Yadi saṅghassa pattakallaṃ, ahaṃ itthannāmā itthannāmaṃ anusāseyyaṃ,” en eindigend met “Tassā tayo ca nissaye aṭṭha ​​ca akaraṇīyāni ācikkheyyātha.” De vertaling wordt hier helemaal aan het einde hervat, op p. 238.]

Aldus de Bhikkhu Sangha hierboven beschreven moet zich als volgt vastberaden inspannen: “Nu de Bhikkhunī Sangha is uitgestorven, zullen we de instelling van bhikkhunī's nieuw leven inblazen! We zullen de hartewens van de Verhevene begrijpen! We zullen het gezicht van de Verhevene zien oplichten als de volle maan!”16 Een bhikkhu gemotiveerd door een verlangen om de instelling van bhikkhunī's nieuw leven in te blazen, moet bedreven zijn in het onderwerp dat door de Verhevene wordt geprezen. Maar in dit probleem [ingesteld in de Milindapanha], dit is de richtlijn voor monniken van de toekomst. Dus werd de vraag gesteld: “Wat is deze richtlijn die wordt gegeven voor monniken van de toekomst?” is zojuist beantwoord.


  1. Anāgatabhikkhūnaṃ kan niet anders dan heet zijn. 

  2. In de zin bij de nappavattati, ik begrijp het woord 'attha' om aan te duiden, niet 'betekenis', maar de referent van een verklaring. Aldus de attha of referent van de uitspraak "Ik sta bhikkhu's toe om bhikkhunī's te wijden" is een vrouwelijke aspirant voor wijding in een tijd waarin geen bhikkhunī Sangha bestaat in de wereld; en de referent van de verklaring “a sikkamanā wijding moeten zoeken bij een dualeSangha" is een sikkamanā die haar opleiding heeft voltooid in een tijd dat de Bhikkhunī Sangha bestaat in de wereld. 

  3. Taṭ ca pana bhagavato vacanaṃ ayaṃ bhikkhunī saṅghassa abhāvaparicchedo. Ik begrijp dat de laatste zin de beperking aangeeft (pariccheda) van enkel-Sangha wijding tot een tijd waarin de Bhikkhunī Sangha bestaat niet (bhikkhunīsaṅghassa abhāva). 

  4. De vermelding van een arahant is hier moeilijk te verklaren, tenzij de Sayadaw verwijst naar Nāgasena, een van de twee hoofdrolspelers in de Milindapanha

  5. Tato eva paccuppanne ca etarahi vā pana bhikkhunīsaṅghassa abhāvapariccheden'eva bhikkhusaṅghena mātugāmo upasampādetabbo. 

  6. De verwijzing is naar Mahāvaṃsa, XV.18-23. Zie Wilhelm Geiger: The Mahāvaṃsa of De grote kroniek van Ceylon (Londen: Pali Text Society 1912), p. 98. 

  7. Sabbaññutañāṇassa āṇācakkaṃ na pahārayitabbaṃ. Bhabbpuggalānaṃ āsā na chinditabbā. Bhikkhusaṅghena hi mātugāmo etarahi upasampādetuṃ bhabbo ti. 

  8. Ik vond het nodig om de zin tussen haakjes toe te voegen om deze zin (die in het origineel slechts een zin is in een uiterst complexe zin) de betekenis te geven die de context vereist. 

  9. Esā pana anupaññatti pure ceva pacchā ca paññattena paṭikkhepenāpi anuññātenāpi sādhāraṇabhāvaṃ na pāpuṇi. De strekking lijkt te zijn dat deze machtiging slechts geldig is zolang de Buddha geen ander besluit uitvaardigt dat de geldigheid ervan stilzwijgend vernietigt, zoals het bepalen van een tweeledigeSangha wijding. 

  10. Dit is een goede zaak. De uitdrukking eindigt in de mannelijke beëindiging -o omdat het onderwerp van de zin, matugamo, "vrouw", is een woord van mannelijk geslacht. 

  11. Dus eten'ev'upāyena bhikkhusaṅghena etarahi upasampādetabbo ekato upasampannabhikkhunīsaṅgho, pañcavagge pahonte paccantimesu janapadesu ubhatosaṅghena upasampādetuṃ yutto c'eva hoti. Ubhatosaṅgho kan omhoog gaan naar de idha ṭhātabbameva. 

  12. Atha kasmā pubbe bhikkhū pañcasatā sākiyāniyo upasampādentī ti pucchitā anuññātassa vatthuno ekato nidānattā ti vissajjetabbā. Misschien is het punt: “Waarom gingen de bhikkhu's over tot wijding vijfhonderd vrouwen door een enkeleSangha wijding, in plaats van er vijf te wijden en deze vijf als een Bhikkhunī te laten functioneren Sangha dat zou kunnen helpen om de anderen te wijden? Maar ik weet niet zeker of ik het punt van de auteur heb begrepen. 

  13. De eerdere zin, waarin de procedure wordt uitgelegd waarin de monniken eerst de wijding geven, verwijst naar de volgorde als anukkama. Ik neem aan dat de uitdrukking die hier wordt gebruikt, Kamokkama, betekent "een omkering van de voorgaande reeks", en vertaal dienovereenkomstig. 

  14. Het punt lijkt te zijn dat na de introductie van de dual-Sangha wijding, de Buddha had de vrouwen niet nodig die eerder door de Bhikkhu waren gewijd Sangha alleen om nog een wijding door de Bhikkhunī te ondergaan Sangha; hij liet hun eenzijdige wijding staan. 

  15. Anupaññatiyā nidānena niṭṭhaṅgatadiṭṭhattā. Het punt is mij niet helemaal duidelijk. 

  16. Idāni bhikkhunīsaṅghe vaṃsacchinne mayaṃ bhikkhunīsāsanaṃ anusandhānaṃ karissāma, bhagavato manorathaṃ jānissāma, bhagavato puṇṇindusaṅkāsamukhaṃ passissāmā ti

Bhikkhu Bodhi

Bhikkhu Bodhi is een Amerikaanse Theravada-boeddhistische monnik, gewijd in Sri Lanka en geeft momenteel les in de regio New York/New Jersey. Hij werd benoemd tot de tweede president van de Buddhist Publication Society en is redacteur en auteur van verschillende publicaties die gebaseerd zijn op de Theravada-boeddhistische traditie. (Foto en bio door Wikipedia)