tweeëntwintig faculteiten (indriya)

Zes zijn zintuiglijke vermogens: zicht (cakṣus), gehoor (śrotra), reuk (ghrāna), smaak (jihvā), aanraking (kaya), geest (manas). Drie zijn fysieke vermogens: mannelijk orgaan (puruṣendriya), vrouwelijk orgaan (strīndriya), vitaal orgaan (jīvitendriya). Vijf zijn gevoelsvermogens: gevoel van plezier (Sukha), pijn (duḥkha), mentaal geluk (saumanasya), mentaal lijden (daurmanasya), gelijkmoedigheid (upekṣā). Vijf zijn spirituele vermogens: geloof (śraddhā), energie (vīrya), opmerkzaamheid (smṛti), concentratie (samadhi), wijsheid (prajna). Er zijn drie vermogens om de waarheden te begrijpen: denken "Ik zal het onbekende kennen" (anaññāta-ñassāmītindriya), gnosis (aññ-indriya), iemand die weet (aññātā-vindriya).